Onlangs heb ik een voorwoord/column geschreven over de securitisatie van de Universiteit Leiden voor de nieuwsbrief van het Dual PhD Centre (15 April, 2024). Gezien de huidige ontwikkelingen en het beperkte bereik van die nieuwsbrief heb ik besloten dat voorwoord nu ook op mijn website te plaatsen. Een en ander heeft ook betrekking op een recent panel over securitisaite aan de universiteit en een door studenten gestartte petitie, die nog altijd ondertekend kan worden.
Securitisatie van de Universiteit Leiden
Securitisatie? Verbeveiliging? Beide woorden krijgen van die penetrante rode kringeltjes eronder: geen goed Nederlands. In het Duits, weet ik, hebben ze de tweede optie omarmd en wordt het Versicherheitlichung genoemd. In het Deens—relevant omdat de theorie uit de Copenhagen school of International Relations voortkomt—is het sikkerhedsliggørelse, maar beter speculeer ik niet over hoe zich dat het beste laat vertalen. Voor de herkenbaarheid zal ik securitisation hier met securitisatie vertalen.
De securitisatie-theorie is een theorie uit de Internationale Betrekkingen, ontwikkeld in het begin van de jaren ’90. De basis premisse van de theorie is dat veiligheid, en wat beveiligd dient te worden, niet objectief is. De vraag wanneer beveiliging “noodzakelijk” is heeft geen eenduidig antwoord. Wat iemand of een groep noodzakelijk acht, hangt af van de evaluatie van de situatie en de waarden die worden nagestreefd. Wanneer toegankelijkheid als groot goed wordt beschouwd, zal men bijvoorbeeld minder snel sluiten. Securitisatie is daarmee de uitkomst van een securitiseringsproces: het proces door middel waarvan iets eerst als bedreigd wordt weergegeven of afgebeeld, en daarmee ook als bedreigd wordt begrepen.
Simpel gezegd, ongeacht hoe objectief een bedreiging ook mag lijken—denk aan het onder schot worden gehouden door een persoon met geweer—we kunnen en zullen pas handelen als bedreigd als we die bedreiging ook als dusdanig waarnemen.
De theorie is ontwikkeld met het oog op het handelen van staten en hoe staten en overheden dingen, processen, en gebeurtenissen als bedreiging (kunnen) gaan zien of afbeelden. Zo’n securitiseringsproces wordt normaal gesproken gezien als een openbaar proces. De theorie gaat ervan uit dat een statelijke actor (zeg de Minister-President) publiekelijk een bepaald goed of een bepaalde waarde (het referentie-object) als bedreigd weergeeft. Maar natuurlijk kunnen ook andere actoren dingen en waarden securitiseren. En natuurlijk kan zo’n proces ook in een kleinere groep en achter gesloten deuren plaatsvinden.
Een belangrijk gegeven daarbij is dat als iemand, en dan het liefst iemand met autoriteit op dit gebied, luid roept “dit is een bedreiging voor de veiligheid, we moeten nu handelen!”, het vaak lastig is om daar argumenten tegen in te brengen. De kreet ademt urgentie en noodzaak, zorgt ervoor dat veiligheid boven aan de agenda komt te staan, en dat snelle en (vaak) ondemocratische en ondoordachte beslissingen worden genomen en omgezet. Een securitisering maakt een situatie uitzonderlijk, en een uitzonderlijke situatie—zo kan men tenminste argumenteren—vraagt om uitzonderlijke maatregelen. Een veel voorkomende consequentie van securitisering is daarmee dat de besluitvorming uit de normale (democratische, controleerbare) context wordt gehaald en verschuift naar de uitvoerende macht met een toenemende rol en versterkte positie voor veiligheidsdeskundigen en veiligheidsoplossingen.
Nu dan, ik heb sterk het gevoel dat een dergelijk securitiseringsproces zich heeft afgespeeld, en zich nog altijd verder ontwikkelt, binnen onze universiteit. Met name op de Campus Den Haag heeft dit vergaande gevolgen. Evenementen mogen niet meer zomaar georganiseerd worden, de gebouwen mogen alleen worden betreden met een geldige LU-kaart, bezoekers moeten worden geregistreerd of vergezeld, en er zit permanente private beveiliging aan de deuren. De universiteit heeft zelfs de politie op haar eigen studenten en medewerkers afgestuurd. De Campus Den Haag is dicht gegaan. Niet letterlijk natuurlijk, maar dit stukje van het bastion van vrijheid—om dan toch de lijfspreuk van de universiteit er maar weer bij te halen—is een kleine vesting geworden.
Wat het lastig maakt, is dat de daadwerkelijke securitisatie moet hebben plaatsgevonden achter gesloten deuren. Hierdoor is een bijzondere situatie is ontstaan: studenten en medewerkers worden wel met de maatregelen geconfronteerd, maar een uitleg is nooit gegeven. Dit voedt speculatie en verhoogt het gevoel van onveiligheid. Wie of wat wordt hier beveiligd en tegen welke dreiging? We weten het niet.
Waar ik mee achterblijf is het beeld van een zeer diffuse, incomplete, ondoorgrondelijke securitisatie die desalniettemin al het slechte van securitisatie met zich meebrengt: intransparantie, centralisatie van besluitvorming, en een opbouw van beveiliging die leidt tot een groeiend gevoel van onveiligheid en onvrijheid. We zien dat de besluitvorming omtrent veiligheidsvraagstukken ondoorzichtig is en het beleid strenger wordt. En wanneer studenten en medewerkers naar noodmiddelen grijpen om de groeiende securitisatie en onvrijheden aan te kaarten, worden zij zelf gesecuritiseerd en als bedreiging geconstrueerd.
Waar houdt dit op? Securitisatie theorie leert ons dat het vaak lastig is veiligheidsmaatregelen terug te schalen. Normalisatie ligt op de loer en lijkt ook hier de kop al op te steken. Bezoekers van buiten de universiteit kunnen in Den Haag sinds kort vooraf aangevraagde QR-codes krijgen om binnen te komen. Dit laat enerzijds zien dat de toegankelijkheid en spontaniteit verdwijnt, maar ook, en dat is belangrijker, dat er op dit moment bureaucratische systemen worden opgetuigd om deze veiligheidsmaatregel op de lange termijn door te zetten. De universiteit is niet aan het afschalen, de universiteit is aan het opschalen en normaliseren.
Maar, nogmaals, waarom? Waartoe dient deze sluiting? Angst voor de eigen studenten en medewerkers kan het niet zijn, die mogen nog steeds naar binnen. Of toch? Ißs dit een vorm van preventieve repressie? Een manier om eventueel opstandige studenten en medewerkers te laten zien dat de universiteit bereid is om in te grijpen “in het geval dat”? Het feit alleen al dat ik dit kán denken laat zien hoe cynisch ik ben geworden door de situatie.
Wat ik me ook afvraag; worden er achtergrondcontroles van de aangemelde bezoekers doorgevoerd? Als dat niet gedaan wordt, waarom dan deze maatregel? Als dat wel gedaan wordt, zijn diegenen die die controles uitvoeren voldoende opgeleid? En hoe gaat de universiteit voorkomen dat de screeningmethoden eerlijk zijn en niet discrimineren à la de toeslagenaffaire en, recenter, de controles op de studiefinanciering?
Beter ermee verlegen dan erom verlegen? Liever het zekere voor het onzekere nemen? Het is lastig te zeggen hoe de waarden veiligheid enerzijds en vrijheid en toegankelijkheid anderzijds tegen elkaar opwegen als we niet weten wat er beveiligd wordt. Wat is het referentie-object? Tegen welke dreiging wordt het beveiligd? We weten het niet. Tegelijkertijd zijn toegankelijkheid en vrijheid in mijn optiek zeer belangrijke waarden. Juist een universiteit, een onderwijsinstituut dat prat zou moeten gaan op de dialoog en betrekking, zou moeten uitnodigen, niet afschrikken. Met andere woorden, het zekere voor het onzekere nemen kan in dit geval juist betekenen de toegankelijkheid en vrijheid te waarborgen. Een universiteit is een instituut dat zich niet zou moeten willen sluiten, en zich niet naar binnen zou mogen keren. En toch lijkt dat nu te gebeuren.